Maandagmorgen half zeven.
Ik strompel met slaapoogjes de roltrap op.
Op maandag is vroeg opstaan altijd een beetje moeizamer.
Een nieuwe werkweek…
Zo vroeg op de morgen voel ik weinig enthousiasme.
Ik strompel met slaapoogjes de roltrap op.
Op maandag is vroeg opstaan altijd een beetje moeizamer.
Een nieuwe werkweek…
Zo vroeg op de morgen voel ik weinig enthousiasme.
En toch kijk ik uit naar deze ochtend.
Zou hij er zijn?
Zal hij me staan opwachten?
Kijkt ook hij verlangend uit naar dit ogenblik?
Slagen we er vandaag in elkaar even in de ogen te kijken…
Zou hij er zijn?
Zal hij me staan opwachten?
Kijkt ook hij verlangend uit naar dit ogenblik?
Slagen we er vandaag in elkaar even in de ogen te kijken…
Merk ik daar een donker silhouet?
Hij zit met zijn rug naar me toe.
Omzichtig stap ik verder.
Ik wil hem niet opschrikken.
Toch slaag ik er niet in hem ongemerkt te naderen.
Hij merkt mijn aanwezigheid en raakt heel vluchtig strelend mijn been aan…
Even kijken we elkaar in de ogen.
Dan scheiden onze wegen terug…
Hij zit met zijn rug naar me toe.
Omzichtig stap ik verder.
Ik wil hem niet opschrikken.
Toch slaag ik er niet in hem ongemerkt te naderen.
Hij merkt mijn aanwezigheid en raakt heel vluchtig strelend mijn been aan…
Even kijken we elkaar in de ogen.
Dan scheiden onze wegen terug…
Ik neem elke werkdag de trein op een perron aan de
zijkant van een heel druk station.
Soms zit daar een zwarte kat.
Het is heel vreemd:
de kat is duidelijk goed doorvoed, goed verzorgd met een dikke glanzende pels.
Hij is niet schuw, komt wel als ik hem roep maar heeft snel genoeg van een streling.
Later op de dag heb ik hem daar nog nooit opgemerkt.
Er staan geen huizen dichtbij het station, enkel kantoren.
Als hij uit een huis aan het station komt, moet hij eerst het drukke busstation voorbij.
Soms zit daar een zwarte kat.
Het is heel vreemd:
de kat is duidelijk goed doorvoed, goed verzorgd met een dikke glanzende pels.
Hij is niet schuw, komt wel als ik hem roep maar heeft snel genoeg van een streling.
Later op de dag heb ik hem daar nog nooit opgemerkt.
Er staan geen huizen dichtbij het station, enkel kantoren.
Als hij uit een huis aan het station komt, moet hij eerst het drukke busstation voorbij.
Ik heb al enkele treinbegeleiders aangesproken.
Allen kennen ze de kat, maar weten ze niet waar hij vandaan komt.
Soms neemt een reiziger kattenkorrels voor hem mee.
Maar echt interesseren doen ze hem niet.
Hij heeft duidelijk geen grote honger.
Van wie is die kat? Waar woont die kat?
Wat doet hij ’s morgens tussen 6 en 7 in een druk station?
Het is een mysterie.
Maar mijn poezenliefhebster-hart maakt telkens een sprongetje als ik hem zie zitten op het perron.